1.   kot zn. 'verblijfplaats voor dieren, hok'; (BN) 'studentenkamer, bordeel'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord, betekenisverschil België/Nederland
Onl. kota 'klein huis' in de vroegere Zeeuwse plaatsnaam Cota [1038; Künzel]; mnl. cot, cote (in verbogen naamvallen vaak niet te onderscheiden) 'hut, armoedig verblijf; dierenverblijf' in duve in duvekoten 'duiven in duivenhokken' [1290; MNW], sonder celle, huus of cot 'zonder cel, huis of hut' [1300-25; MNW-R], hoerenkot 'bordeel' [1494; MNW].
Mnd. kot, kote, naast kate (ook oostelijk mnl.; nnd. kate 'eenvoudig boerderijtje', zie ook katenspek); mhd. kot, kote, Zwitsers-Duits chotte; oe. cot, cote (me. cot, cote, ne. cot naast -cote in dovecote 'duiventil', sheepcote 'schaapskooi'); on. kot (nzw. kåta); alle 'klein huisje, hut e.d.'; < pgm. *kuta- (o.), *kutō-. Daarnaast staan, steeds met ongeveer dezelfde betekenis, met umlaut pgm. *kut-ja-, waaruit on. -kytja; en ablautend pgm. *kautjō-, waaruit: oe. cyte; nno. dial. køyta. Misschien is ook mhd. *kœzze 'draagkorf' (< ohd. *kut-issa; nhd. dial. Kietze, Kötze) verwant, zie kit. In dat geval zou men moeten uitgaan van een betekenis 'vlechtwerk'.
Oudfrans *cote, dat is geattesteerd in Noord-Franse toponiemen en in de Oudfranse afleiding cotier 'kleine boer', is een ontlening uit het Nederlands of een Noord-Germaanse taal. Uit de Oudnormandische afleiding cottage 'boerenwoning' ontstond Engels cottage 'klein huisje'. Litouws kūtė 'stal' is via het Oudpruisisch ontleend aan het Nederduits.
Buiten het Germaans zijn er geen duidelijk verwante woorden. De verdere etymologie is dan ook onzeker, zie ook kuil. Indien er verband is met Kerkslavisch kotĭcĭ 'kamer, opslagruimte' (Russisch vero. kotéc 'fuik') en Fins kota 'hut', is gemeenschappelijke ontlening aan een niet-Indo-Europese substraattaal niet uitgesloten.
Uit de basisbetekenis 'klein, armoedig huis' zijn met name in het BN enkele specifieke betekenissen ontstaan, zoals 'dierenhok', 'bordeel', 'gevangenis' en 'studentenkamer'.
Fries: -


  naar boven