1.   korset zn. 'rijglijf'
categorie:
leenwoord
Nnl. corsetje "nieuw modisch juffers borstrokje" [1717; WNT], corchetten, die buigzaam om het lyf spannen [1773; WNT ziel II], staal' korset 'stalen korset' [1843; Ten Kate].
Onleend aan Frans corset 'kleed voor bovenlijf van vrouwen' [13e eeuw; Rey], verkleinwoord van Oudfrans cors in de betekenis 'bovenlijf, i.h.b. dat van vrouwen', specifieke betekenis bij de algemenere betekenis 'romp, lichaam', zie corps.
De Middelnederlandse attestatie 2 corsete 'twee bovenkledingstukken (voor vrouwen)' [1318-19; MNW] staat in de tijd volledig geïsoleerd. Wrsch. is dit wel hetzelfde woord, maar staat het in het Nederlands geheel los van de 18e-eeuwse ontlening.
In de 18e eeuw was keurslijf (zie keurs) de naam voor een kledingstuk met stijve baleinen waarmee het hele bovenlijf van de vrouw ingesnoerd werd en waartegen steeds meer verzet kwam. Een corchet of korsjet (verbastering van corset) was juist soepel. In de Franse tijd raakte het zeer stijve keurslijf in onbruik. Vermoedelijk is toen voor een soepel rijglijfje de term corset opnieuw uit het Frans overgenomen. Ook dit kledingstuk evolueerde echter al snel tot een stijf kledingstuk met baleinen. Tegenwoordig wordt dit nog slechts om medische redenen gedragen.
Literatuur: J.J.L. ten Kate (1843), 'Sonnet op het sonnet', in: Braga 1, 64
Fries: korset


  naar boven