1.   -ig achterv. dat bn. vormt
categorie:
erfwoord
Onl. -ig bijv. in elelendig 'buitenlands', ēnmuodig 'eensgezind', heilig 'heilig' [10e eeuw; W.Ps.]; mnl. -ich, -ech.
Inheems achtervoegsel, ontwikkeld uit pie. *-k(o)-. In graag (< *gradig, vergelijk Engels greedy) en vuig (< mnl. vuidig) is het samengesmolten met het grondwoord.
Os. -ag, -īg; ohd. -ag, -ac, -īg, -īc (nhd. -ig); ofri. -ech (nfri. -ich); oe. -eg, -ǣg, -ig (me. -i, -ie, -ye; ne. -y); on. -igr (ozw. -ugher, -ogher, nzw. vero. -ug, -og, nu meestal -ig zoals in Duitse ontleningen); got. -ags, -ahs, -eigs; uit pgm. *-g- in combinatie met dezelfde klinker als in de stam van het grondwoord; wrsch. waren de klinkers in de positie voor de -g in het onl. al gereduceerd tot /ə/ zoals nu.
Verwant met: Latijn -icus, Grieks -ikós, Sanskrit -iká-, Litouws -ikas; < pie. *-k(o)-.
Oorspr. was dit alleen een achtervoegsel achter zn., zowel in het Nederlands als in de andere Germaanse talen. In het Middelnederlands waren een bn. en zn. soms gelijkluidend, bijv. mnl. vocht zn. 'vocht' en vocht bn. 'vochtig', nut zn. 'nut' en nut(te) bn. 'nuttig'; in deze gevallen ontstonden vaak afleidingen op -ig zoals vochtig en nuttig. Ook nu bestaan nog drietallen als goed zn., goed bn., goedig bn.; nat zn., nat bn., nattig bn., waarbij de twee bn. een verschilllende betekenis hebben.
In woorden als mnl. hongerich, tornich kon het grondwoord ook als werkwoordsstam opgevat worden; daardoor ontstond ook de algemene mogelijkheid om -ig achter werkwoordsstammen te plaatsen, bijv. in begerig, (vrij)gevig.
Een variant -erig ontstond doordat vele grondwoorden zelf al op -er eindigden, zoals hongerig, waterig. Zowel achter werkwoorden als achter zelfstandige naamwoorden heeft -erig in het algemeen een pejoratieve betekenis, bijv. streperig, zanderig, klagerig, lacherig, hebberig.
Een talrijke groep vormen de samenstellende afleidingen op -ig, zoals kleingeestig 'klein van geest', bruinogig 'met bruine ogen', gelijknamig 'met gelijke naam'.
In al de genoemde functies is -ig productief tot zeer productief.
Literatuur: Schönfeld 1970, par. 169


  naar boven