1.   chloor zn. 'scheikundig element (Cl)'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. chloor of chlorine 'chloor of chlorine' [1847; Kramers].
Internationaal neologisme, afgeleid van Grieks khlōrós 'groengeel', naar de kleur van het gas. Sir Humphry Davy bedacht in 1810 de naam chlorine voor het element; later ontstond in het Frans de vorm zonder achtervoegsel chlore [1814; Rey].
Grieks khlōrós 'groengeel' hoort bij de wortel pie. hel-, hleh3 'geel, groen' (IEW 429), waarbij ook gal 1, gloed, gloren.
Fries: gloar


  naar boven