1.   ooit bw. 'op enig moment'
categorie:
geleed woord
Mnl. oit 'altijd' in nv ende oit 'nu en voor altijd' [1265-70; VMNW], onder stompers was oit nijt 'onder dwazen bestond altijd afgunst' [1285; VMNW], 'op enig moment (in het verleden)' in leet dat mi oit gheviel 'leed dat mij ooit is overkomen' [1285; VMNW].
Een uitsluitend in het Nederlands bestaand woord, dat gewoonlijk verklaard wordt als combinatie van Proto-Germaans *aiw- 'altijd; ooit' (waaruit onl. io, mnl. ie), waarvoor zie ieder, en een partikel dat hetzelfde zou zijn als Fries jit 'nog' (Oudfries ieta) en Engels yet 'nog' (Oudengels giet, ook 'op enig moment'). De verklaring van de oo- is onzeker. Mogelijk is deze ontstaan door vereenvoudiging van de klinkercluster in onl. *io-(j)it.
Mnl. oit kan dus beschouwd worden als versterkende vorm van ie, dat vervolgens verouderde en in het Vroegnieuwnederlands geheel door ooit vervangen werd. De betekenis ontwikkelde zich van 'altijd' tot 'op enig moment'; zie ook nooit. In de tweede helft van de 20e eeuw ontstond de neiging om ooit in plaats van eens te gaan gebruiken.
Fries: -


  naar boven