1.   letsel zn. 'verwonding'
categorie:
geleed woord
Mnl. letsel 'hinder, belemmering' in dat hier yemant letsel yegen porrede 'dat hier iemand een belemmering tegen veroorzaakte' [1318; MNW]; vnnl. 'schade, nadeel' in dat daer niemant letsel of gebreck by en hebbe 'dat niemand daar schade van ondervindt' [1617; WNT], 'schade aan het lichaam, kwetsuren' in sonder ... inconvenient, letsel of minckinghe 'zonder ongemak, verwonding of verminking' [1605; WNT].
Afleiding met het achtervoegsel -sel van letten in de oude betekenis 'hinderen, belemmeren'.
De oorspr. betekenis 'belemmering, hinder', die direct samenhangt met de toenmalige betekenis van het werkwoord, is verschoven naar een meer concrete betekenis 'schade aan het menselijk lichaam'. Het moderne begrip letselschade uit het verzekeringswezen is dus etymologisch beschouwd een tautologie.
Fries: letsel


  naar boven