1.   schrift zn. 'het schrijven; schrijfsysteem; schrijfboek'
categorie:
leenwoord
Onl. skrifti 'geschreven tekst, document' in thie scona sinne thero heiligan scriphte 'de mooie gedachten van de heilige schrift' [ca. 1100; Will.]; mnl. screft 'het geschrevene, geschreven tekst' [1240; Bern.], meestal scrift en soms scricht, in dat ic ... geue inscrigte 'dat ik op schrift zal stellen' [1270-90; VMNW], met desen ieghenwordighen scrifte 'door dit geschrift' [1292; VMNW]; vnnl. u schrift te gladder zy 'uw geschreven tekst zal des te vloeiender zijn' [1597; iWNT], datse nochtans malcanders schrift connen lesen 'dat zij (Chinezen en Japanners) desondanks elkaars schrijfsysteem kunnen lezen' [1602; iWNT]; nnl. schrift 'schrijfboek' [1864; Calisch], 'schrijfsysteem' in Italiaansche Schriften ... Egyptische Schriften [1892; iWNT].
Ontleend aan Latijn scrīptum 'geschrift, boek; wet', het zelfstandig gebruikte verl.deelw. van scrībere 'krassen, schrijven', zie schrijven. Er heeft Primärberührung -pt- > -ft- (zoals in bruiloft) plaatsgevonden, maar de Nederlandse klankovergang -ft- > -cht- (zoals in achter en in mnl. schicht) is in dit woord niet doorgezet door de invloed van de f/v in het werkwoord schrijven.
Mnd. schrift; ohd. scrift (nhd. Schrift); on. skript (nzw. skrift); alle 'schrift, het geschrevene e.d.', naast ofri. skrifta 'boete-register' en oe. scrift 'boete'.
Oorspr. is het woord vrouwelijk (de schrift) net als andere abstracta met het Germaanse achtervoegsel -ti-, bijv. gift, macht. Men spreekt nog steeds van de Schrift of de Heilige Schrift 'bijbel', maar in het algemeen is het woord onzijdig geworden, wrsch. onder invloed van de afleiding geschrift. De algemene betekenis 'geschreven document, geschreven werk' is grotendeels door geschrift overgenomen, maar in vaste verbindingen, samenstellingen en afleidingen spreekt men nog van schrift, bijv. in op schrift 'opgeschreven', in schrift 'in geschreven taal', handschrift, oorspr. alleen 'met de hand geschreven tekst', grafschrift 'tekst op een graf', proefschrift 'schriftelijke proeve van academische bekwaamheid', schotschrift 'smadelijk geschrift', opschrift, afschrift, onderschrift. Het simplex schrift behield vooral de abstractere betekenis 'geschreven taal', met name met betrekking tot het uiterlijk of de schrijfwijze ervan; hierbij hoort ook de afgeleide betekenis 'schrijfsysteem, het geheel van alle tekens die bij een bepaalde manier van schrijven horen'. Als voorwerpsnaam is de betekenis van schrift beperkt tot 'opschrijfboek'.
schriftelijk 'op schrift, geschreven'. Mnl. schriftelick eder muntlich 'schriftelijk of mondeling' [1443-51; MNW], schriftlick [1477; Teuth]. Afleiding van schrift.
Fries: skrift


  naar boven