1.   bere- voorv. 'in hoge mate'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Nnl. bere- in beredruk (bn.) [1965; Reinsma 1975], beregoed [1966; Reinsma 1975].
Afleiding van beer 1, naar aanleiding van uitdrukkingen als eten als een beer [1858; WNT] en zo sterk als een beer. Daarnaast ook bijv. het bn. beerlelijk 'zeer lelijk' [1867-79, Zuid-Nederlands; WNT] en het zn. beermoer 'grote honger' [1865-70, Zuid-Nederlands; Schuermans].
Fries beare-. Iets vergelijkbaars ook in het Duits: als zn. Bärenkraft [16e eeuw], Bärenhunger [19e eeuw], als bn. bärenstark [19e eeuw], bärenruhig 'zeer rustig, onverstoorbaar', bärig (jongerentaal) 'geweldig, tof' [20e eeuw].
Het voorvoegsel was in het derde kwart van de 20e eeuw in jongerentaal zeer productief.
Fries: beare-


  naar boven