1.   heulen ww. 'samenspannen'
categorie:
etymologie onduidelijk
De huidige betekenis 'samenwerken' verschijnt pas duidelijk in: vnnl. die van Ghendt, met de welcke zy wel ... moesten blyven huelende 'de Gentenaren, met wie zij wel moesten blijven samenwerken' [1592; WNT], heulen t'samen 'samenkomen' [1599; Kil.], t'zamen huelen 'samenkomen; vertrouwelijk zijn met elkaar' [1691; Sewel NE]; nnl. 'samenspannen, samenzweren' [1708; Sewel], in een andere ongunstige zin ook al in vnnl. noch heulde [ik] met zulck slagh [1639; WNT]. Een oudere betekenis is 'iemands beurt bij een spel bepalen, loten' [1412; Stall. I, 590], ook heulspel 'boogschieten bij lotbepaling' [1510; Stall. I, 591], heulen 'loten' en heul 'lot' [1599; Kil.]; hieraan gerelateerde betekenissen komen gewestelijk ook later nog voor.
Dat bovengenoemde betekenissen uit elkaar zijn voortgekomen is mogelijk, maar niet met zekerheid te bepalen wegens het ontbreken van duidelijke citaten waaruit de betekenisovergang kan blijken. De herkomst van heulen is ook afgezien daarvan zeer onzeker. Misschien is het hetzelfde woord als heulen dat Kiliaan [1599] noemt als nevenvorm bij holen 'uithollen', of als heulen, schijven 'met schijven of ballen spelen' [1477; Teuth.]; beide zijn afgeleid van hol 1. Een andere mogelijkheid is dat heulen 'samenspannen' hetzelfde woord is als heulen 'kussen, minnekozen, vrijen etc.', zoals in Trijntje bockt na Eel-hart toe, Alsser Lubbert iens wil heulen 'Trijntje bukt voor Eelhart als (zijn) jongeheer haar wil beminnen' [1617; WNT] en Coom laet ons wat heulen, jocken 'kom, laat ons wat knuffelen, vrijen' [1623; WNT]. Het betreft hier een uitbreiding bij het specifieker 'kussen' zoals in daer Kees met Aefjen speult, En daer men uyt'er borst op alle bruggen heult 'waar Kees met Aafje dartelt en waar men van hartelust op alle bruggen kust' [1632; WNT]. Dat woord hangt samen met een oud Zeeuws en Zuid-Hollands gebruik om elkaar te kussen bij het overrijden van een heul of brug en is dus afgeleid van heul 'bruggetje' [1514; MNW], een betekenisuitbreiding van 'afsluitbare opening in een waterkering t.b.v scheepvaart of waterafvoer, duiker': hoel [1343-44; MNW], huel [1545; MNW], dat in die betekenis ook is afgeleid van hol 1.


  naar boven