1.   hijsen ww. 'naar boven trekken'
categorie:
klankwoord
Mnl. *hysen 'naar boven halen' in in de locht geheesen 'in de lucht gehesen' [1461; van der Meulen 1953b, 289-290]; vnnl. hys(s)en in de Coopman zal ... de Vaten of Tonnen ... doen uyt-hijssen [1551; WNT kloppen I], haer achterfocken ... te hyssen 'hun achterfokken hijsen' [1564; WNT zee I], onsen stengen gehyst mits de windt wadt gaen leggen was 'de stengen (mastverlengstukken) gehesen omdat de wind wat was gaan liggen' [1598; WNT vroegkost], wy hysten onse Seylen op [1602; WNT schoot II].
Herkomst onduidelijk. In de 15e en 16e eeuw verschijnt dit woord als zeevaartterm in de talen rondom de Noordzee en verder weg, maar de ontleningslijnen zijn moeilijk na te trekken. Opvallend is dat de oude attestaties meestal de vorm van commando's hebben, maar het is niet uit te maken of het om de gebiedende wijs bij bestaande werkwoorden gaat of om tussenwerpsels waar de werkwoorden later bij zijn gevormd. Ook over de uiteindelijke oorsprong van deze woordengroep kan men slechts gissen. Meestal veronderstelt men klanknabootsing van het geluid van het optrekken van de zeilen. Corominas ziet daarentegen verband met Oudfrans hicier '(jachthonden) ophitsen' [1180] en gaat dus uit van een aanmoedigingskreet.
Het Nederlandse werkwoord zal oorspr. zwak zijn geweest (zie de vindplaatsen uit 1598 en 1602), maar heeft zich aangesloten bij de sterke werkwoorden van de eerste klasse, naar analogie van veel andere werkwoorden met de stamklinker ij.
De oudste schriftelijke vindplaatsen in de afzonderlijke talen zijn onder meer: Middelengels hissa! (gebiedende wijs) 'hijs!' [ca. 1450] bij een infinitief hys(s)e, hyce, modern noordelijk Engels heeze (de standaardvorm hoist is als ouder hoise aan het Nederlands ontleend); Schots heisau (gebiedende wijs) 'hijs!' [1549; OED]; Nederduits His up dat segel 'hijs het zeil (op)' [1536; Kluge21], waaruit Hoogduits hissen; Deens hejse, verouderd hisse; Zweeds hissa [1544; Hellquist], verouderd ook hejssa [1594]; Noors hissa; IJslands hisa; Frans inse! (gebiedende wijs) [1552; Rey], ysser [1573; Rey], modern Frans hisser; Spaans hiza (gebiedende wijs) [1599; OED] met moderne infinitief izar; Portugees içar; Italiaans issare.


  naar boven