1.   hiëroglief zn. 'beeldschriftteken van de oude Egyptenaren'
categorie:
leenwoord
Vnnl. hieroglyphen 'beeldtekens (in het algemeen)' [1690; WNT zilverling]; nnl. 'Oudegyptische beeldschrifttekens' in de ontcyfering der Hieroglyfen [1824; WNT putten]. Bij beide betekenissen al eerder een bn.: vnnl. hieroglyphike teeckenen [1601; WNT vertoonen], Hieroglyphische en Sinnebeeldelijcke Figuren [1667; WNT eigenschap]; nnl. het Egyptisch Hiëroglyphisch schrift [1796; Fokke Simonsz.].
Internationaal neologisme, voor het eerst als Frans hiéroglyphe 'Oudegyptisch beeldschriftteken' [1546; Rey], later bij uitbreiding ook algemener 'beeldteken' of 'onontcijferbaar teken' [17e eeuw; Rey]. Dit Franse woord is afgeleid van het oudere bn. hiéroglyphique zoals in escriptures hiéroglyphiques 'hiëroglifisch schrift' [1529; Rey]. Het Franse bn. is via Laatlatijn hieroglyphicus ontleend aan Grieks hierogluphikós, een woord waarmee in de 3e eeuw v. Chr. door Clemens Alexandrinus diezelfde Oudegyptische inscripties werden aangeduid. Het Griekse woord is gevormd uit hierós 'heilig', zoals ook in hiërarchie, en de stam van glúphein 'inkerven, uitsnijden', dat verwant is met klieven.
Pas vanaf de 18e eeuw, toen men studie begon te maken van de oude Egyptische hiërogliefen, en zeker na de ontcijfering van deze tekens in 1822 door de Fransman Jean-François Champollion (1790-1832), raakte het woord voor hiëroglief algemener bekend en wijdverspreid in andere talen.
Literatuur: A. Fokke Simonsz. (1796), De graveur, behelzende eene beknopte handleiding tot de daktylioglyphia, of graveerkunst in edele gesteenten..., Dordrecht, 15


  naar boven