1.   afspanning zn. (BN) '(buiten)herberg, buitencafé, stalhouderij'
categorie:
geleed woord, vormverschil België/Nederland
Nnl. Afspanninge 'herberg' [1790; WNT verteer], afspanning [1857; WNT].
Afleiding op -ing van het werkwoord afspannen 'trekdieren losmaken van een voertuig' [1808; WNT] en 'voertuigen losmaken van de trekdieren' [1862; WNT], dat is gevormd uit af en het werkwoord spannen.
Oorspr. was een afspanning een herberg of stalhouderij, waar men kon pleisteren, de rij- of voertuigen af- of uitspannen en de trekdieren stallen. Het woord is BN, maar verouderd; gewestelijk komt het ook in Nederland voor, maar het gangbare NN equivalent is uitspanning.


  naar boven