1.   lampet zn. 'waskan, waskom'
categorie:
pseudo-leenwoord
Vnnl. een lampet met een becken van metale 'een waskan met een bekken van metaal' [1524; MNW], lampet ook 'hangende, bekkenvormige peklamp' [1618; WNT].
Herkomst onzeker. Het woord komt in andere talen in deze betekenis niet meer voor. Zweeds, Noors lampett, Deens lampet betekenen 'aan een muur e.d. bevestigde kaarsenhouder of lampje'. Men neemt aan dat het een afleiding is met het Franse achtervoegsel -et van lamp. Vorm en materiaal van vroegere olielampen waren zodanig dat de betekenisovergang van 'lamp' naar 'kan' zeer aannemelijk is (FvWS). Er bestaan echter geen attestaties van mnl. of vnnl. lamp(e) 'kan', of vroege vnnl. attestaties van lampet 'lamp' die zo'n overgang zouden kunnen ondersteunen. In het Frans komt lampette alleen voor als bloemnaam.
Een andere mogelijkheid is verband met Oudengels lempit 'offerschaal', dat van onzekere oorsprong is en misschien bij de onder leppen genoemde woorden hoort. Voor het Nederlands moet men dan klemtoonverschuiving aannemen door herinterpretatie van -et als achtervoegsel.
Lampet in de betekenis 'ijzeren schaal waarin een sterk vlammend voorwerp, bijv. een pekkrans, gebrand wordt; lamp om lichtsignalen mee te geven' komt nog tot laat in de 19e eeuw voor, bijv. in (pekkransen) worden in staande of hangende lampetten geplaatst [WNT verlichten I]; waarschijnlijk is het de vorm van deze lichtbron die vergeleken werd met een lampet 'wasbekken'.
Fries: lampetkanne


  naar boven