1.   grenen bn. 'van naaldbomenhout gemaakt'
categorie:
geleed woord, leenwoord
Vnnl. twee dicke plancken van grenen [1619; WNT uitkomen], greenen [1641; WNT juffer]; een variant is greine [1657; WNT], greinen [1697; WNT grenenhout].
Afleiding van green 'pijnboom, zilverspar' [1658; WNT], een inmiddels verouderd woord dat ontleend is aan een Scandinavische taal: Oudnoords grön 'naaldboom' (Zweeds gran naast dial. en Noors grän), misschien een afleiding van graat in de oorspr. betekenis 'stekel, punt'. De betrokken naaldboom werd in deze talen dus naar zijn stekelige naalden benoemd.
Literatuur: Van der Sijs 1998


  naar boven