1.   sommige onbepaald vnw. 'enige'
Mnl. somich, sommich 'enig, enkel' in geminget met somegen roden draden 'met enkele rode draden erdoor' [1236; VMNW], Sommeghe van hen stonden van verre ende sagen 'sommigen van hen stonden op een afstand te kijken' [1340-60; MNW-P].
Afleiding met het achtervoegsel -ig van mnl. som 'enig, enkel' < onl. suma, zoals in So ich sume wiila geruowet bim 'nadat ik enige tijd gerust heb' [ca. 1100; Will.], Jn somen steden 'op sommige plaatsen' [1265-70; VMNW]. Daarnaast met ander achtervoegsel ook al onl. sumalīk 'sommige, enkele' in Id sagen sumeliche livte 'dit zeggen sommige mensen' [1151-1200; Reimbibel].
In de verbogen naamvallen en in afleidingen van mnl. som heeft de stam een open lettergreep: mnl. some(n), somich, somelijc. Daarnaast verschijnen al vroeg vormen met gesloten lettergreep, die uiteindelijk de overhand hebben gekregen. In samenstellingen is som- de gewone vorm: mnl. sommaels, somstont, somtijt, somwilen 'soms, nu en dan', zie soms.
Bij mnl. som: os. sum (mnd. sum, som); ohd./mhd. sum; ofri. sum; oe. sum (ne. some); on. sumr (nde. somme (mv.), nzw. somt (onz. ev.)); got. sums; alle 'enig, een of ander, enkel', < pgm. *suma-.
Pgm. *suma- gaat terug op de nultrap van de wortel pie. *sem- 'één, eenmaal, bijeen e.d.'. Als telwoord komt *sṓm 'één' (genitief *sm-ós, accusatief sém-m) terug in de telwoorden Grieks heĩs 'één', Armeens mi 'id.', Tochaars A/B sas/ṣe 'één'. Andere woorden die teruggaan op de diverse ablautstrappen *sm-, sem-, *som-, *sēm- van deze wortel zijn: Proto-Germaans sama- 'dezelfde', zie -zaam en samen; Latijn sim-, sem- 'één-' in semel 'eenmaal', simplex 'enkelvoudig' (zie simpel), similis 'gelijk' (zie simultaan), semper 'altijd', singulī 'alleenstaand, enkelvoudig', Latijn sēmi- 'half' (zie semi-); Grieks (< pie. nultrap) ha- 'één-' in hamós 'enig, een', hápax 'eenmaal', hamós 'één, een', héteros (< háteros) 'een van de twee; de of een ander; andersoortig, verschillend' (zie hetero-), Grieks (< pie. e-trap) háma 'tegelijk', Grieks (< pie. o-trap) homós 'gelijk, eender; gemeenschappelijk' (zie homo-); Sanskrit samá- 'gelijk, gemeenschappelijk; de een of andere, iedere'; Avestisch hama- 'id.'; Oudkerkslavisch samŭ 'zelf' (Russisch sam); Oudiers -som 'id.'; Armeens ham 'met', amen(ain) 'ieder'; Tochaars A/B sam/sām 'samen, verenigd'.
Mnl. s- voor klinkers leidt in het algemeen tot nnl. z-. De s- in plaats van de verwachte z- komt vaker voor bij volgende korte klinker en geminaat.
Fries: sommige, somlike


  naar boven