1.   pak 1 zn. 'bundel, baal, verpakkingseenheid'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Onl. pac 'pak, bundel koopwaar', eerst in Latijnse context in De sarcina que dicitur pac 'voor een bundel die men pak noemt' [1159-64; ONW]; mnl. Een pac zweerde 'een pak zwaarden' [1252; MNW], Van enen pake pelceriën 'van een pak pelswerk' [1316; MNW pelserie], 'bepakking, bijeengepakte bagage' in Dandre voeren in duuelant Sach op pach ende ghinghen vlien 'de anderen trokken met pak en zak naar Duiveland en sloegen op de vlucht' [1328-50; Rijmkroniek]; vnnl. ook 'last' in met Venus packe gheladen 'met de last der liefde beladen' [1511; iWNT], wat zou my ... een pack van 't hert afschieten 'wat zou dat een pak van mijn hart zijn' [1620; iWNT], Gebogen door een lastigh pack 'gebogen onder een zware last' [1625; iWNT lijden I], 'postzending, pakket' in Het bestellen van brieven, kleyne packgens, geld [1659; iWNT], een ezel, nederliggende tusschen twee packen [1688; iWNT]; nnl. ook 'hoeveelheid' in een goed pak geeve 'een flink pak (slaag) zal geven' [1779; iWNT], een duchtig pak slagen [1807; iWNT], een dik pak sneeuw [1913; iWNT].
Mnd. pak, packe 'pak', vanwaar door ontlening nhd. Pack en laat-on. pakki. Me. packe 'bundel, baal' (ne. pack ook 'groep, hoop e.d.') is wrsch. ontleend aan het Middelnederlands in het kader van de Vlaamse wol- en lakenhandel, net als de corresponderende woorden in de Romaanse talen: Italiaans pacco, Frans paque (zie ook pakket).
De herkomst van dit oorspr. uitsluitend Nederlandse en Nederduitse woord is onduidelijk. Er bestaat een groep woorden met de vorm bag- en met dezelfde oorspr. betekenis 'pak, bundel': on. baggi, me. (wrsch. door ontlening aan het on.) bagge (ne. bag); West-Vlaams bagge; en in de Romaanse talen Oudfrans bague (zie bagage), Spaans baga, Portugees bagua, die vermoedelijk ook van Germaanse oorsprong zijn. Het etymologisch verband tussen de pak- en bag-woorden is onduidelijk. Zie ook big, dat eveneens varianten met p- heeft. NEW vermoedt overname uit een voor-Germaanse substraattaal. Toll. vergelijkt Oudturks bag 'bundel' en suggereert vroege ontlening aan een Altaïsche taal, wat gezien de geringe verspreiding van het woord in het Germaans echter onwrsch. is.
Aanvankelijk betekende het woord vooral 'grote verpakkingseenheid van handelswaar'. Later traden enkele betekenisuitbreidingen op. Elke verpakkingseenheid met een min of meer vaste, niet-ronde vorm kan pak of pakje worden genoemd. Uit 'pak als bijeengepakte hoeveelheid goederen' ontstond daarnaast bij uitbreiding 'bijeengepakte reisbagage, bepakking', en zie verder pak 2 'kostuum'. Een algemene betekenis 'hoeveelheid' komt tot uiting in bijv. een pak sneeuw en een pak slaag. Uit 'pak als een te dragen last' ontstond 'last', dat nog herkenbaar is in de samenstelling lastpak 'lastig persoon' en in de uitdrukkingen bij de pakken neerzitten (als een vermoeid lastdier) en (dat is) een pak van mijn hart 'er valt een grote zorg weg'. Ten slotte werd van het zn. al zeer vroeg een werkwoord pakken afgeleid, dat eveneens een ruime betekenisuitbreiding heeft ondergaan.
Literatuur: E.C. Polomé (1989), 'Substrate lexicon in Germanic', in: NOWELE 14, 53-73, hier 60-63
Fries: pak


  naar boven