1.   autopsie zn. 'lijkschouwing'
categorie:
leenwoord
Nnl. autopsie 'zelfaanschouwing, het zichzelf overtuigen door eigen aanschouwing' [1824; Weiland], nu verouderd, ten gunste van de betekenis 'lijkschouwing' [1839; WNT Supp.].
Ontleend, misschien via het Duits, aan Grieks autopsíā 'het met eigen ogen zien, nader onderzoek', gevormd met autós 'zelf' (zie auto-) bij de werkwoordstam op- 'zien', zoals in optiek.
Bij een autopsie 'eigen aanschouwing' in medische zin onderzocht men een patiënt zonder deze te ondervragen. Het in het Frans voor het eerst gevonden gebruik van dit woord voor 'lijkschouwing' [1573; Rey] moet wrsch. als eufemisme beschouwd worden. Het Nederlands, het Engels [1678; OED] en het Duits [eind 19e eeuw; Pfeifer] hebben deze betekenis uit het Frans overgenomen.


  naar boven