1.   laudatie zn. 'lofrede'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend
Mnl. laudacie gheven den confessooren 'lof geven aan de belijders' [ca. 1440; MNW]; nnl. laudatio in door aan het graf een laudatio, een lofrede, te houden [1925; NRC], laudatie, laudatio 'lofprijzing' [1970; Van Dale].
Ontleend aan Latijn laudātiō 'lofrede; het loven', afleiding van laudāre 'loven, prijzen', afleiding van laus (genitief laudis) 'lof', van onzekere verdere herkomst, maar misschien verwant met lied. De Middelnederlandse vorm laudacie komt slechts eenmaal voor; nnl. laudatio is een nieuwe ontlening aan het Latijn.
Fries: laudaasje


  naar boven