1.   apathie zn. 'wezenloosheid, desinteresse'
categorie:
leenwoord
Nnl. apathie 'id.' [1824; Weiland].
Ontleend aan Frans apathie < Latijn apathia < Grieks apátheia 'ongevoeligheid', gevormd uit a- 'niet, zonder' en páthos 'gevoel, passie', zie pathos.
apathisch bn. 'wezenloos'. Nnl. apathische slaperigheid [1860; WNT vermijding I], naast ouder apathiek 'id.' [1847; WNT]. Ontleend aan Frans apathique, met vervanging door het Nederlandse achtervoegsel -isch.
Fries: apaty


  naar boven