|
1. |
lob 2 zn. 'hoge boogbal' categorie: leenwoord Nnl. lob "hoog gaande bal" [1936; Winkler Prins]. Ontleend aan Engels lob 'hoge balbeweging bij het tennis' [1890; OED], afleiding van het werkwoord lob 'een hoge balbeweging slaan (bij het tennis)' [1883; OED], een specifieke betekenis van 'moeizaam of langzaam werpen' [1847; OED], eerder al 'slap laten hangen' [1599; OED], dat als klankexpressief woord algemeen voorkomt in de Germaanse talen met een betekeniselement 'kwabbig of slap (zijn)', zie lob 1. Fries: -
|
naar boven
|