1.   likkepot zn. 'wijsvinger', (NN) 'soort paté'
categorie:
geleed woord, leenvertaling, betekenisverschil België/Nederland, volksetymologie
Vnnl. likpotje 'iets lekkers' [1642; WNT zalven]; nnl. al die likkepotjes 'al die (ordinaire) lekkernijtjes' [1782; WNT], likkepot "een pot, of potje, met conserf, dat opgeslikt, of opgelikt worden moet" [1810; Weiland slikpot], 'pot met een medicijn' in een likkepot en een pakje poeiers [1832; WNT], 'wijsvinger' [1893; WNT vinger], 'mooiprater, vleier' [1914; Van Dale], likkepot 'lekkerbek' [1932; Vaderland], likkepot 'levermousse' [1986; Soester Courant], Vlaamse likkepot 'soort paté' [1987; Soester Courant].
Gevorm uit het werkwoord likken 1 'met de tong over iets gaan' en pot 1 'vaatwerk', wrsch. als leenvertaling van Latijn electuarium 'medicijn dat in de mond smelt, dat opgelikt kan worden', dat teruggaat op Grieks ekleíkhein 'uitlikken', gevormd uit ex- 'uit', zie ex-, en leíkhein, zie likken 1. Ter verklaring van het woorddeel pot voert Heimans (1904) aan dat tot de 20e eeuw veel medicijnen de sporen van de wolfsklauw bevatten; likkepot zou dan een volksetymologische vervorming zijn van Lycopodium, de wetenschappelijke naam van die plant, die gevormd is op basis van Grieks lúkos 'wolf' (zie wolf) en poús (genitief podós) 'poot, voet' (zie voet).
Likkepot was een geneesmiddel dat bestond uit een mengsel van honing of verdikte suiker en andere stoffen, die men als het ware likkend kon innemen, deze betekenis bestaat nog in de 20e eeuw. Het woord wordt bij overdracht ook gebruikt voor andere zaken waarvan men kan smikkelen en voor degene die dat lekkers tot zich neemt. De betekenis 'wijsvinger' (die men in het potje kan steken om hem daarna af te likken) komt ook voor in het kinderrijmpje Naar bed, naar bed, zei Duimelot (Van Vloten).
Literatuur: J. van Vloten (1894), Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen, Leiden, 4e editie; E. Heimans (1904), 'Uit de Natuur: Heksenplanten', in: De Groene Amsterdammer, 1 mei 1904
Fries: -


  naar boven