1.   kazuifel zn. 'opperkleed van een priester'
categorie:
leenwoord
Mnl. eerst in nevenvormen, wrsch. al cassle als dat moet worden gelezen voor kaffle 'kazuifel' [1240; Bern.] en casule in gaf eene casule ende garusel 'gaf een kazuifel en misgewaad' [1291-1301; CG I, 178]; dan casofle, casufle in nochtan ne hadde hi gene casoffle an 'hij had echter geen kazuifel aan' [1300-50; MNW-R], die casufle ... bediedt caritate ende minne 'het kazuifel betekent caritas en liefde' [1340-60; MNW-R], ook casughele 'kazuifel' [1340-60; MNW-R]; vnnl. casuyfels [1568; WNT].
Ontleend aan middeleeuws Latijn casubula [6e eeuw; Toll.], met in het Nederlands, net als in tafel uit Latijn tabula, verzwakking van de eindlettergreep -ula via -(e)le tot -el, en aanpassing aan het (Oud)nederlandse klanksysteem waarin de b tussen klinkers een v wordt en vervolgens voor l stemloos wordt, zoals ook in wafel dat bij weven hoort. Casubula is een van de vele nevenvormen van Laatlatijn casula 'mantel met capuchon', later 'omhullend kledingstuk zonder mouwen, kazuifel', verkleinwoord van casa 'huis(je)', zie casino.
Mnl. en vnnl. casule is evenals Duits Kasel ontleend aan middeleeuws Latijn casula; mnl. casughele aan casucula. Frans chasuble en Engels chasuble gaan evenals kazuifel terug op middeleeuw Latijn casubula, Spaans casulla is mogelijk ontwikkeld uit de nevenvorm casulula.
Fries: -


  naar boven