1.   kaviaar zn. 'gezouten kuit van de steur'
categorie:
leenwoord
Vnnl. zo veel Stueren dat men van den Kyten maect een spyze oft zwarten Caes ware oft dier ghelijcke,... ghenaemt Caviare 'zoveel steuren dat men van de kuit een spijs maakt die lijkt op zwarte kaas of iets dergelijks, genaamd kaviaar', in een beschrijving van een reis uit 1481-85 [voor 1525; van der Meulen 1942b], talck, was ende cavear 'talk, was en kaviaar' [1595; WNT], kaviaer [1677; WNT].
Ontleend aan Venetiaans caviari [1319-20; Georgacas 1978, 206] of Italiaans chaviari [1437; id.] (thans caviale). Traditioneel veronderstelt men ontlening via Turks havyar (moderne vorm) 'kaviaar' [15e eeuw; id., 221] aan Perzisch chāviyār 'kaviaar', dat gevormd zou zijn uit chāwī 'smaak, genot' of chāya 'ei' met -ār 'drager'. Het woord chāwī is echter pas in het Nieuwperzisch geattesteerd en een betekenis 'drager van smaak, genot' is niet erg expliciet. Het woord chāya is problematisch, omdat er geen /v/ in voorkomt en omdat de betekenis 'ei-drager' de vis zelf betreft. Bovendien liggen de dateringen van de oudste Europese attestaties, te weten Middelgrieks chaviárion en chaviárin [9e resp. 12e eeuw; Georgacas 1978, 190], ruim voor de periode van intensief contact tussen Turken en Grieken. Georgacas (1978, 225-237) beschouwt daarom de Middelgriekse vormen als oorspronkelijk en verbindt deze met Nieuwgrieks avgó 'ei', een dialectische variant van Oudgrieks *ōwión, klassiek Grieks ōión. Met een collectief-achtervoegsel -árion/-árin (< Latijn -ārium) zou dit *aviárin zijn geworden. De initiële ch- zou zijn ontstaan via een samenstelling *tarich-aviárin 'eitjes van de steur', waarin het eerste lid afgeleid is van tárichos, tárichon 'vlees van de steur', en die werd geherinterpreteerd als *tarich-chaviárin.
De vroegste attestatie in West-Europa is een latinisering: middeleeuws Latijn cavealium [1290; Georgacas 1978, 251]. Daarna verschijnen de Venetiaanse en Italiaanse vormen. Andere West-Europese talen hebben het woord en het product vanaf de 15e eeuw net als het Nederlands via Italië leren kennen: Frans en Spaans caviar, Duits Kaviar, Engels caviar(e). Zuidoost-Europese talen en talen in het Midden-Oosten hebben Middelgrieks chaviárin ontleend via Ottomaans- en modern Turks havyar (moderne spelling): Servisch hàjvār, Bulgaars havyar, later hayvér, Albanees havyar, Nieuwperzisch chāviyār.
Proto-Slavisch *jĭkro of *jŭkro 'kaviaar' (waaruit o.a. Russisch ikrá) en Iers iuchair zijn wrsch. erfwoorden (zie lever) en dus niet verwant met kaviaar.
Literatuur: D.J. Georgacas (1978), Ichthyological terms for the sturgeon and etymology of the international terms botargo, caviar and congeners: a linguistic, philological, and culture-historical study, Athēnai
Fries: kaviaar


  naar boven