61.   langzaam bn. 'traag, niet snel'
categorie:
geleed woord, leenbetekenis
Mnl. lancsame 'langdurig' in wel lancsame ende wel met staden 'zeer langdurig en stapsgewijs' [1265-70; CG II], daarnaast lansem, lancsem, lanzem in guot dat lanshem tuo kuompt 'bezit dat langdurig binnenkomt' [1270-90; CG II], 'traag' in datmen wel ete ende leckerlike ende lansem 'dat men goed eet, langzaam om er alles van te genieten' [1437; MNW-P]; vnnl. te haestelick of te lansem 'te snel of te traag' [1500-50; MNW hort], langhsaem, lantsaem 'traag' [1599; Kil.], vanaf de 17e eeuw vrijwel uitsluitend nog langzaam.
Afleiding van lang met het achtervoegsel -zaam 'van die aard, op die wijze'. De oorspr. betekenis van mnl. lancsame is 'langdurig'. De jongere betekenis 'traag' is niet inheems, maar wrsch. ontleend onder invloed van de Duitse mystieke geschriften (Van Wijk 1909), aan Middelhoogduits lancseim 'traag'. Hierop wijzen ook de in het oostelijk Middelnederlands nog voorkomende nevenvormen met in de tweede lettergreep een -e- of andere van /ā/ afwijkende klinker; zulke varianten komen bij andere Nederlandse woorden met -zaam niet voor. De oude betekenis 'langdurig' werd uiteindelijk verdrongen door de nieuwe.
Os. langsam 'langdurig'; ohd. lancsam 'langdurig'; oe. (ablautend) langsum 'langdurig' (ne. vero. longsome); < pgm. *lang-sama/-suma-. Een vorming als ohd. langseimi (mhd. lancseim) komt in de andere Germaanse talen niet voor. Het is gevormd uit hetzelfde bn. lang en een onzeker tweede lid, dat misschien hoort bij zeem 2 'honing' (ohd. seim). Met zou dan aan 'langzaam vloeiend' moeten denken (Pfeifer): zo betekent Duits sämig 'smeuïg'. Misschien is ohd. langseimi echter te verbinden met mhd. seine 'langzaam, traag', zie zaniken. Het woord is nu verouderd: nhd. langsam heeft de betekenis van mhd. langseim overgenomen.
In het Nederlands kan de huidige vorm langzaam een continue voortzetting zijn van de oorspr. vorm mnl. lancsame, die dan heeft voortbestaan naast verzwakte vormen zoals lansem. Maar misschien is niet alleen de huidige betekenis (15e eeuw), maar later (pas bij Kiliaan) ook de vorm ontleend aan het Duits.
Literatuur: N. van Wijk (1909), 'Langzaam', in: TNTL 28, 275-276
Fries: langsum (ongebruikelijk)
62.   legenda zn. 'verklaring van tekens op landkaarten, enz.'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Nnl. legende 'randschrift op een munt' [1824; Weiland], 'geschreven lijst van bepaalde voorwerpen' [1913; WNT], 'verklaring van tekens (op landkaarten, enz.)' [1914; Van Dale], dan legende, legenda 'id.' [1952; Koenen], dan uitsluitend legenda 'id.' [1984; Van Dale HN].
Hetzelfde woord als legende. De betekenissen 'opschrift, verklarende tekst, lijst', enz. zijn opnieuw ontleend aan de Franse betekenissen légende 'randschrift op een munt' [1579; Rey], 'verklarende tekst bij een afbeelding' [1598; Rey], 'verklaring van tekens, bijv. op een landkaart' [1797; Rey]; deze betekenissen in het Frans zijn opnieuw gebaseerd op de letterlijke Latijnse betekenis 'dingen die gelezen moeten worden'. In het Nederlands is legende in de betekenis 'verklaring van tekens, bijv. op een landkaart' pas in de 20e eeuw vervangen door de Latijnse vorm legenda. De aanleiding voor deze verlatinisering is niet zeker, maar wrsch. wilden uitgevers van kaarten enz. de homonymie vermijden met het woord legende waarmee vooral een vorm van fictie wordt aangeduid.
Fries: leginda
63.   nikker zn. 'zwarte'
categorie:
erfwoord, leenbetekenis
Mnl. necker, nicker in de betekenis 'waterdemon' in necker 'zeegodheid' [1240; Bern.], ook '(kwade) kabouter' in coubouten, alven, nickers 'kobolden, alven, kabouters' [1300-50; MNW], duvels of neckers 'duivels of demonen' [ca. 1460; MNW]; vnnl. necker, nicker 'duivel' in doet meer schaden dan hondert neckers [1528; WNT], de nicker met syn moer 'de duvel en zijn moer' [1612; WNT]; nnl. nicker, nikker '(zwarte) duivel' in zoo swart als ... de nikker 'zo zwart als de duivel' [1708; WNT], 'k heb hem zo zwart gemaakt ... als een nikker '... afgeschilderd als een duivel' [1756; WNT vrouwvolk], nikker 'neger' [1828; Toll.], 'gekleurd persoon (denigrerend)' in een heer uit de Oost, een zwarte prins ... zoo'n nikker ... in zijn apenland! [1881; Groene Amsterdammer], ook nog wel 'duivel' in volksbenamingen (voor den duivel) zijn ... droes, drommel ... heintje ... nikker ... zwarte piet [1915; WNT zwart I].
Mnl. nicker, necker is een erfwoord dat in de Germaanse talen een fabelachtig waterdier of een waterdemon aanduidt en in het Nederlands meer algemeen een monster, duivel of kwade geest gaat aanduiden; deze betekenis begint pas aan het eind van de 19e eeuw te verdwijnen. Nikker in de betekenis 'neger' (denigrerend) is ontleend aan Engels nigger, een intensiefvorming bij negro, zie neger, onder invoed van nikker en de al zeer lang bestaande vaste uitdrukking zo zwart als de nikker of zo zwart als een nikker.
Mnd. necker 'watermonster'; ohd. niccus 'watermonster, krokodil' (nhd. Nix(e) 'watergeest'); oe. nicor 'nijlpaard, watermonster'; on. nykr 'watermonster, watergeest' (nzw. näck); < pgm.*nikwiz-, *nikus-.
Verwant met: Grieks niptein 'wassen'; Sanskrit nenikté 'hij wast zich'; Oudiers nigid 'hij wast'; < pie. *neigw- 'wassen'.
Fries: -
64.   parool zn. 'leus'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Vnnl. op parole te mogen gaen 'op erewoord vrijgelaten te worden' [1673; WNT], sal op alle posten de parole gegeven werden 'moet op alle wachtposten het wachtwoord worden gegeven' [1688; WNT]; nnl. parool 'leus, motto' in 't parool is: "voor den koning!" [1850; WNT].
Ontleend aan Frans parole 'spreuk' [1180; TLF], 'woord' [eind 12e eeuw; TLF], 'belofte, erewoord' [1165; TLF], eerder al 'spraak, uitspraak' [ca. 1100; TLF], ontstaan door het wegvallen van de -b- uit christelijk Latijn parabola 'leerrijke tekst, gelijkenis', hetzelfde woord als klassiek Latijn parabola 'vergelijking', zie parabel. De huidige Nederlandse betekenis 'leus, motto' is ontstaan uit de betekenis 'wachtwoord', die wrsch. ontleend is aan het Italiaans, waar parola 'spraak, uitspraak' [1239; DELI] ook de betekenis 'wachtwoord' [1614; DELI] had ontwikkeld; Italiaans parola gaat eveneens terug op Latijn parabola.
Fries: paroal
65.   promotie zn. 'bevordering; (NN) plechtigheid waarbij de doctorstitel wordt toegekend'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis, betekenisverschil België/Nederland
Mnl. promocij 'bevordering van een zaak' [1464; MNHWS], promocie 'het vooruitkomen, het opklimmen in rang' in dat si haren trouwen dienres hinderen souden in hare promociën [1479; MNW]; vnnl. promotie 'bevoegheid, bekwaamheid' in eenighe promotie ... in der medicijnen 'enige bevoegdheid in de artsenijkunde' [ca. 1560; WNT urinaal], 'verlening, verwerving van de doctorsgraad aan de universiteit' in de promotien in de Faculteyten [1592; WNT]; nnl. promotie 'toekenning van een hogere rang' in krygt by zyne promotie een besoldiging van ... [1753; WNT], 'verkrijging van een hogere positie, bevordering tot een hogere klasse', o.a. in de samenstelling promotiewedstrijd 'sportwedstrijd om in een hogere klasse te komen' [1909; WNT], 'het toekennen van een hogere rang' in (in het schaakspel) een pion, welks promotie ... [1945; WNT Aanv. plus I], 'verkoopbevordering' in de promotie werd geheel verwaarloosd [1971; Reinsma 1975].
In de oudste betekenissen via Frans promotion 'bevordering, opklimming' [ca. 1350; TLF] ontleend aan Latijn prōmōtiō (genitief -iōnis) 'bevordering', afleiding van de stam van prōmovēre, zie promoveren. De betekenis 'het toekennen van een hogere waarde aan een dam- of schaakstuk' zal zijn ontleend aan Engels promotion 'id.' [1804; OED]. De betekenis 'bevordering van sportploeg tot een hogere klasse' zal zijn ontleend aan Engels promotion 'id.' [1907; OED]. De betekenis 'verkoopbevordering' zal zijn ontleend aan Amerikaans-Engels promotion 'id.' [1925; OED], ook wel sales promotion. BN in promotie 'in de aanbieding' [1992; Van Dale] is daarentegen een leenvertaling van Frans en promotion 'id.' [1978; TLF]; de betekenis 'verkoopbevordering' van Frans promotion [1959; TLF] is ontleend aan het Amerikaans-Engels. Engels promotion 'bevordering' is evenals Nederlands promotie ontleend via Frans promotion aan Latijn prōmōtiō; in het Engels zijn de nieuwere betekenissen zelfstandig ontwikkeld.
Fries: promoasje
66.   pulp zn. 'plantaardige brij'
categorie:
leenwoord, etymologie in brontaal onbekend, leenbetekenis
Vnnl. pulp 'vruchtvlees' in noten ..., die pulpe die buyten om is, beswaert die maghe 'pitten ... het vruchtvlees dat er omheen zit irriteert de maag' [1596; WNT]; nnl. pulp 'fijngemaakte bieten als veevoeder' in (het vee krijgt) stroo, haksel, pulp en gemalen boonen [1886; WNT], 'houtpap voor papierbereiding' [1904; WNT], ook meer algemeen 'weke, brijachtige massa' in het fruit tot pulp verwerkt [1921; WNT].
In de oudste betekenis 'vruchtvlees' ontleend aan Latijn pulpa 'id.', ouder *pelpa of *polpa 'dierlijke of plantaardige brij, merg, houtmerg', van onbekende herkomst. In de betekenis 'zachte massa van hout enz. voor de fabricage van papier' opnieuw ontleend aan Engels pulp 'id.' [1727-41; OED], de betekenis 'bietenpulp' is wrsch. ontleend aan Frans pulpe 'bietenpulp als veevoeder' [1836; TLF], mogelijk ook aan Engels pulp 'id.' [1868; OED]; de Franse en Engelse woorden zijn beide eveneens ontleend aan Latijn pulpa.
Fries: pulp
67.   ram 2 zn. 'stampblok'
categorie:
leenbetekenis
Mnl. eenen ingiene ... Dat die romeine heten .i. ram 'een (belegerings)werktuig dat de Romeinen een ram noemen' [1285; VMNW].
Leenvertaling van Latijn ari s 'mannetjesschaap; stormram' en dus hetzelfde woord als ram 1.
De betekenisuitbreiding verwijst naar het gedrag van mannetjesschapen: bij agressie stoten zij in volle vaart met gebogen kop en vooruitstekende horens tegen hun doel aan.
rammen ww. 'met kracht aanstoten, beuken'. Vnnl. rammen 'met een stormram stoten' in vermeestren gaen de Haerelemmer poort, En rammense met kracht 'de Haarlemmer poort gaan innemen en hem met geweld inbeuken' [1637; WNT], ook algemener 'stoten' in De Hamel ... wort hy ghequelt, soo ramt hy [stoot van sich] [1648; WNT]; nnl. rammen 'beuken' in oude stammen, die 't buldrend windgeweld uit de aarde wist te rammen [1798; WNT], zal ik 'em zo z'n leugenachtige bek dicht rammen [1923; WNT]. Afleiding van ram.
Fries: raam ◆ rame
68.   sok 1 zn. 'korte kous'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Mnl. socke 'muil' [1240; Bern.]; vnnl. socken 'sloffen, voetbekleding' in Socken van cattoen, of sachter stof geweven [1635; WNT katoen I]; nnl. sok "Een bekleedsel der voeten, dat niet verder dan de enkels, reikt" [1810; Weiland], HEEREN-KLEEDINGSTUKKEN ... naar de nieuwste modellen ... vervaardigd ... Heeren Sokken ('herensokken') [1868; Leeuwarder Courant].
Ontleend aan Latijn soccus 'kleine, Griekse schoen', dat zelf ontleend was aan Grieks súkchos 'lage schoen', een leenwoord uit een mediterrane taal. In het Nieuwnederlands wijzigde de betekenis van 'slof' (vaak van wol of katoen) naar 'korte kous' onder invloed van Duits Socke 'sok' [16e eeuw; Pfeifer], in Noord-Duitsland tot in de 19e eeuw ook 'slof' (Paul), eerder al soc 'sok' [9e eeuw; Pfeifer], en van Engels sockes 'korte kousen' [1327; OED], eerder al socc 'schoentje' [ca. 725; OED]. De woorden in het Duits en het Engels zijn eveneens ontleend aan Latijn soccus.
Fries: sok
69.   staat 2 zn. 'land, college van vertegenwoordigers van land, gewest of provincie'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Mnl. eerst het mv. staten 'vertegenwoorders van een deel der burgerij' in die state van Vlaendren [1385; MNW], by raede ende goedtduncken ... der drie staten onser voors. landen 'na overleg met en goedkeuring door de vertegenwoordigers van de drie standen van onze genoemde landen' [1428; MNW], By goetduncken vande staten onser landen [1476; MNW], 'officiële vertegenwoordigers van het volk' in de Staten van Onsen Lande van Hollandt ende Vrieslandt [1495; WNT]; vnnl. staten 'officiële vertegenwoordigers van het volk' in de Staten van Vrieslant [1551; WNT], 'regeringscollege' in ter Vergaderinge der Staten Generael [1576; WNT], dan ook staet 'regeringsbestel, staatsvorm' in Den staet van regieringe ofte forme van Republique [1594; WNT], een' vryen staet 'een republiek' [1625; WNT], dan ook staet 'natie onder één bestuur' in reden van staet 'staatsbelang' [ca. 1635; WNT], alle Staten van de weereld [1658; WNT]; nnl. staat 'land, rijk' in De Buitenlandsche bezittingen en Coloniën van den Staat [1798; WNT], 'grondgebied van een land' in de grenzen van den Staat [1848; WNT].
Hetzelfde woord als staat 1. De betekenis 'bestuur, volksvertegenwoordiging' is deels ontwikkeld via 'vertegenwoordiging van een deel van het volk' uit de betekenis 'rang, stand, deel van het volk'. Tegelijkertijd werd de betekenis 'bestuur, natie onder één bestuur' ook ontleend aan Frans état 'natie onder één regering' [ca. 1500; TLF], eerder al estat 'politieke en sociale toestand in het feodale Frankrijk' [ca. 1376; TLF], nog eerder estate 'toestand' [1213; TLF]; het Franse woord gaat terug op Latijn status 'positie, wijze van staan', zie status.
Fries: steat
70.   status zn. 'stand, toestand; maatschappelijk aanzien'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Vnnl. status 'staat, hoofdzaak' (als kunstwoord 1654; Meijers; als bastaardwoord 1745); nnl. 'stand, toestand' [1824; Weiland], 'staatsrechtelijke positie' in den status van ... België tegenover de andere landen [1915; Groene Amsterdammer], de al of niet bijzondere status (van rijksambtenaren) [1956-57; WNT Aanv. ziektekosten], 'aanzien' in sociale status [1959; WNT Aanv.], "snobisme" en de jacht op "status" [1965; WNT Aanv.].
Ontleend aan Latijn status 'toestand, positie, wijze van staan', afleiding van het ww. stāre 'staan', verwant met staan; op Latijn status gaan ook staat 1 en staat 2 terug. De betekenis 'maatschappelijk aanzien' is ontleend aan Amerikaans-Engels status, waarbij wrsch. de Nederlandse vertaling De status zoekers [1960] van het boek The status seekers (1959) van de Amerikaanse journalist, maatschappijcriticus en schrijver Vance Packard (1914-1996) een rol heeft gespeeld (WNT Aanv.). In het Engels kreeg het, eveneens aan het Latijn ontleende, woord status 'hoogtepunt' [1671; BDE] in 1791 de betekenis 'positie in juridisch opzicht' en in 1820 de betekenis 'maatschappelijk aanzien' [BDE].
Fries: status

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven