1791.   desolaat bn. 'troosteloos'
categorie:
leenwoord, leenbetekenis
Vnnl. desolaet 'verlaten' [1571; Stall.], Desolate Boedels 'failliete boedels' [1659; WNT]; nnl. desolaet 'diep bedroefd' [1663; Meijer].
Wrsch. uit Latijn dēsōlātus 'vereenzaamd, verlaten', het verl.deelw. van dēsōlāre 'verlaten, alleen laten', gevormd uit dē- 'geheel' (zie de-) en sōlāre 'alleen laten', een afleiding van sōlus 'alleen', een woord van onduidelijke herkomst. De oorspr. betekenis is dus 'eenzaam, verlaten', daaruit heeft zich (mogelijk mede onder invloed van Frans désolé 'verlaten, bedroefd' [1355]) de moderne betekenis ontwikkeld.
1792.   desperaat bn. 'wanhopig, radeloos'
categorie:
leenwoord
Mnl. desperate ende mistroistige lude 'wanhopige en mistroostige lieden' [1470; MNW verderven], eerder al het zn. desperacie 'wanhoop' [1265-70; CG II, Lut.K]; vnnl. desperaet "vertwijfelt oft wanhopig" [1577; Werve].
Ontleend aan Latijn dēspērātus 'zonder hoop', deelw. van dēspērāre 'wanhopen', gevormd uit de- 'ont, zonder' en het werkwoord spērāre 'hopen', afleiding van Vroeglatijn spēs 'hoop', mv. spērēs, zie ook Esperanto.
desperado zn. '(in wanhoop) tot het uiterste gedreven, roekeloos persoon'. Nnl. desperado 'id.' [1847; Kramers]. Ontleend aan Engels desperado 'wanhopig persoon' [1610; OED], 'tot het uiterste gedreven persoon' [1647; OED], gevormd uit een eerder zn. desperate 'wanhopig persoon' [16e eeuw; ODEE] met het Spaanse achtervoegsel -ado. Het echte Spaanse woord is desesperado, al kwam een oudere vorm desperado wel als bn. in enkele zeldzame Spaanse teksten voor. Het woord kan ook via het Duits [19e eeuw] ontleend zijn.
Literatuur: D. Julio Cejador y Frauca (1968) Vocabulario medieval castellano, New York
1793.   desperado
categorie:
leenwoord
Zie: desperaat
1794.   despoot zn. 'alleenheerser'
categorie:
leenwoord
Nnl. despooten 'dwingelanden' [1804; WNT versterken], despoot 'absoluut heerser, dwingeland' [1805; Meijer].
Ontleend aan Frans despote 'dwingeland, despoot', zeldzaam tot 1773 (Rey), eerder al despot 'heer, heerser (in Byzantium)' [1305; Rey], ouder despos '(alleen)heerser' [ca. 1275; Rey] < Latijn despotes 'id.'. Het Latijnse woord is via vertalingen van Aristoteles overgenomen uit Grieks despótēs 'meester, huisheer', van *dems-pótēs. Het woord is gevormd uit een eerste lid dat met ablaut verwant is met Grieks dõma 'huis', zie dom, en een tweede lid dat 'heer' betekent.
Grieks pótēs is verwant met Latijn hospes 'gastvriend' (zie hospita), Oudkerkslavisch gospodĭ 'huisheer', met het tweede lid van Sanskrit dam-pati- 'huisvader', en (met klankverschuiving van p naar f) met het tweede lid van got. bruþfaþs 'bruidegom' < pie. *poti- 'heer'; IEW 842).
De ongunstige betekenis die het woord in het Nederlands van meet af aan bezat, dateert van de Franse Revolutie.
despotie zn. 'willekeur'. Nnl. despotie 'id.' [1872; Dale]. Pseudo-Frans afleiding. ◆ despotisme zn. 'dwingelandij'. Nnl. despotisme 'id.' [1848; WNT Supp. anarchie]. Ontleend aan Frans despotisme 'dwingelandij, willekeur' [1678]. ◆ despotisch bn. 'tiranniek'. Nnl. despotisch 'als van een despoot' [1799; WNT vertegenwoordiger]. Afleiding met -isch of ontleend aan Frans despotique 'tiranniek' [1674; Rey], eerder al 'als (van) een heerser' [ca. 1370; Rey] < Grieks despotikós 'id.', een afleiding van despótēs.
1795.   despotisme
categorie:
leenwoord
Zie: despoot
1796.   dessa zn. 'Indonesisch platteland; kleinste bestuurlijke eenheid op Java'
categorie:
leenwoord
Nnl. dessa 'bestuurseenheid op Java' [1809; WNT verhuren], dessah 'het platteland, het dorp met omringend land, in Indonesië' [1860; WNT stampen].
Ontleend aan Javaans desa 'dorp' < Sanskrit deṣa 'gebied'.
1797.   dessert zn. 'nagerecht'
categorie:
leenwoord
Vnnl. veur dessert, veur 't lest 'als nagerecht, als laatste gang' [1653; WNT].
Ontleend aan Frans dessert 'nagerecht' [1539; Rey], eerder al 'laatste gang(en) van een maaltijd' [1466; Rey], ouder desserte 'id.' [1393; Rey], een afleiding van het werkwoord desservir 'de tafel afruimen' [1393; Rey], gevormd uit het voorvoegsel dé- (zie de-) en servir 'dienen', dat teruggaat op Latijn servīre 'id.', bij servus 'dienaar, slaaf', zie serveren, servies. De betekenisontwikkeling van het 'afruimen van de tafel' naar 'gerecht dat men tijdens of na het afruimen opdient' is al in het Oudfrans opgetreden.
1798.   dessin zn. 'tekening, patroon'
categorie:
leenwoord
Vnnl. dessein 'plan' [1596; WNT Aanv. dessein]; nnl. dessin 'tekening, patroon' [1840; WNT Aanv.].
De Vroegnieuwnederlandse vorm is ontleend aan Frans dessein 'plan, ontwerp, project, voorstelling', ouder desseing [15e eeuw; Rey], bij de stam van het werkwoord dessigner, desseigner, désigner 'afbeelden, contouren tekenen' [16e eeuw] (thans dessiner) < Italiaans dessegnare 'id.', dat teruggaat op Latijn dēsignāre 'tekenen, betekenen', gevormd uit het voorvoegsel dē- 'geheel en al', zie de-, en het zn. signum 'teken, merk, beeldwerk', zie sein. De huidige vorm en betekenis zijn ontleend aan Frans dessin 'patroon, tekening', ouder design [1549; Rey], dat nieuw gevormd is bij het werkwoord dessigner onder invloed van Italiaans disegno 'grafische voorstelling' en behalve in de betekenis 'plan, bedoeling' het woord dessein heeft vervangen.
Het woord dessein is tot in de 20e eeuw als zelfstandig woord gebruikt met de betekenis 'plan, ontwerp' en inmiddels grotendeels vervangen door het Engelse leenwoord design.
1799.   destilleren
categorie:
leenwoord
Zie: distilleren
1800.   destructie
categorie:
leenwoord
Zie: destructief

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven