1761.   denier zn. 'garennummer'
categorie:
leenwoord
Nnl. denier 'garennummer' [1949; WNT vibro-]. Daarvoor alleen als muntnaam mnl. en nnl. denier.
Ontleend aan Frans denier 'gewichtseenheid van garen' [1870; Rey], al ouder in de betekenis 'gewichtseenheid' [1256; Rey], en tot aan de 19e eeuw in gebruik geweest als naam voor diverse Franse munten. In de vorm Oudfrans dener [980; Rey] ontwikkeld uit Latijn dēnārius 'Romeinse munteenheid (10 as)' (waaruit ook de muntnaam dinar), afleiding via dēni 'telkens 10' van het telwoord decem '10', zie tien.
Ook in het Middelnederlands was de denier een gebruikelijke, uit het Frans overgenomen muntnaam voor de penning, die nu alleen nog als historische term wordt gebruikt. De betekenisontwikkeling van 'munteenheid' via 'bepaald gewicht aan zilver' via algemener 'gewichtseenheid' tot de moderne heeft in het Frans plaatsgevonden en Nederlands denier is dus een nieuwe ontlening. Denier kan in het Nederlands staan voor zowel de eenheid (bijv. 20 denier) als voor de grootheid (bijv. een denier van 20). Bedoeld wordt in elk geval het aantal gram per 9000 meter garen. In de praktijk wordt er vooral de grofheid van nylonkousen en panties mee aangeduid.
1762.   denigreren ww. 'kleineren'
categorie:
leenwoord
Vnnl. ghedenighreert (verl.deelw.) 'in reputatie aangetast' [1607; WNT Aanv.]; nnl. denigreren 'zwartmaken, bekladden' [1777; Meijer denigratie], denigreren 'zwart of gehaat maken, lasteren' [1824; Meijer], denigreeren 'omlaaghalen, kleineren' [1888; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans dénigrer 'kwaadspreken' [1358; Rey], eerder al letterlijk 'zwartmaken' [1330-32; Rey] < Latijn dēnigrāre 'zwart maken', gevormd uit dē- 'volledig', zie de-, en nigrāre 'zwart maken' dat een afleiding is van niger 'zwart, donker', zie neger.
Kramers' Kunstwoordentolk van 1855 noemt bij denigreren 'zwart maken, belasteren' de afleidingen denigrant 'zwartmakend', denigratie en denigrement 'de zwartmaking'. De enige afleiding die tegenwoordig bestaat is het bn. denigrerend 'minachtend'.
Fries: denigrearje
1763.   denim zn. 'stevige katoenen stof, spijkerstof'
categorie:
leenwoord, alleen in België of Nederland, alleen in België of Nederland
Nnl. denims (mv.) 'kledingstukken uit spijkerstof' [1917; WNT Aanv.], denim 'spijkerstof' [1942; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels denim 'id.', een verkorting van serge denim voor een bepaalde soort serge 'gekeperde stof'. De gangbare opvatting is dat dit staat voor serge de Nîmes 'serge uit Nîmes (Frankrijk)'. Zeker is dit echter niet. Van laatstgenoemde stof is namelijk bekend (al van voor de 17e eeuw) dat ze uit wol en zijde werd vervaardigd terwijl denim altijd uit katoen bestaat. In dezelfde tijd zou ook een op wol gebaseerde Franse stof genaamd nim hebben bestaan. De oudste Engelse vindplaatsen uit OED geven geen uitsluitsel: Serge Denims (mv.) [1695] en A pair of Flower'd Serge de Nim Breeches 'bebloemde broek van Serge de Nim' [1703]. Vanaf 1789 duikt (in de Verenigde Staten) het woord denim in de huidige betekenis op: 'zware gekeperde katoenen stof, gebruikt voor overalls en broeken'. In oudere (Britse) vindplaatsen is de bedoelde stofsoort niet altijd duidelijk.
Een parallel is te vinden in jeans 'broek van gekeperde katoenen stof', ouder Engels jean 'gekeperd katoen' [1567; BDE], dat letterlijk betekent 'van Genua', omdat zulke stof daar gemaakt werd.
Populair is denim geworden door de massaproductie van werkkleding uit denim door Levi Strauss (1829-1902). In Nederland verschijnt het woord weliswaar al begin 20e eeuw, maar is het pas sinds kort sterk terrein aan het winnen op het synonieme spijkerstof (NN), jeansstof (BN).
Literatuur: Sanders 1996; Pascale Gorguet-Ballesteros (1994) 'Origines du jeans', in: Histoires du jeans, Parijs
1764.   deodorant zn. 'geurbestrijder'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Nnl. in de gelatiniseerde vorm: deodorans [1956; Kolsteren], deodorant [1968; WNT Aanv.].
Ontleend aan Frans déodorant 'id.' [1955; Rey] < Engels deodorant [1869; OED], een neologisme op basis van Latijn 'van ... weg' (zie de-) en het teg.deelw. odōrans (genitief odōrantis) van Latijn odōrāre 'geuren', bij het zn. odor 'geur', zie odeur. Mogelijk is het Nederlandse woord ook direct uit het Engels overgenomen en in de eerste vindplaats aan het Latijn aangepast.
1765.   departement zn. 'afdeling, bestuurlijke eenheid'
categorie:
leenwoord
Nnl. departement 'afdeling waarin een land of streek verdeeld is' [1712; WNT vreemde I], 'afdeling van de rijksadministratie' [1714; WNT]; het Departement der Natuurkunde dezer Maatschappij 'de afdeling Natuurkunde van deze Maatschappij/Vereniging' [1794; WNT Supp. aangeven], departement 'ministerie' [1818; WNT zorg I].
Ontleend aan Frans département 'id.' < Oudfrans departement 'het verdelen' [eind 14e eeuw]. Het Franse woord is met het achtervoegsel -ment afgeleid van het werkwoord departir 'scheiden, splitsen' [1050; Rey] < vulgair Latijn *departire 'delen', gevormd uit de- 'weg ... van', en vulgair Latijn *partire < Latijn partīrī 'verdelen', een afleiding van pars 'deel', zie part.
Na de Franse Revolutie werd Nederlands departement, zoals Frans département, de benaming voor de bestuurlijke onderverdelingen van het territorium tijdens de Napoleontische annexatie. Het woord ging al in de 18e eeuw ook andere dan territoriale en bestuurlijke afdelingen aanduiden, zoals de verschillende secties van een vereniging of organisatie.
1766.   dependance zn. 'bijgebouw'
categorie:
leenwoord
Nnl. dependance 'bijgebouw bij een hotel' [1929; Kramers II].
Ontleend aan Frans dépendance 'bijgebouw' [1676; Rey], eerder al 'goed of bezit dat onder een ander bezit valt' [1474; Rey] en 'iets dat bijkomend, ondergeschikt is' [1361; Rey], afleiding van het werkwoord dépendre 'afhangen van, afhankelijk zijn van' < Laatlatijn dependere 'hangen van; afhankelijk zijn van', gevormd uit de- 'af, vanaf' en pendēre 'hangen', zie pendant.
Fries: dependâns, dependânse
1767.   deplorabel bn. 'betreurenswaardig, jammerlijk'
categorie:
leenwoord
Vnnl. de deplorabelen staet van die stadt 'de jammerlijke staat waarin die stad verkeert' [1600; WNT Aanv.]. Eerder wel al deploreren 'beklagen, jammeren' [1577; Werve].
Ontleend aan Frans déplorable 'jammerlijk' [eind 15e eeuw; Rey], afleiding van het werkwoord déplorer 'jammeren, beklagen' [voor 1150; Rey] < Latijn dēplōrāre 'wenen, beklagen; wanhopen', gevormd uit het voorvoegsel dē- 'weg, van, uit' (zie de-) en plōrāre 'jammeren, (be)klagen', een woord van onduidelijke herkomst.
1768.   deponeren ww. 'opbergen, in bewaring geven; registreren; een getuigenverklaring afleggen'
categorie:
leenwoord
Mnl. deponeren 'in bewaring geven' [1495; WNT Supp. alzoo]; vnnl. deponeren '(getuigen)verklaring afleggen' [1548; Stall.], gedeponeert (verl.deelw.) 'opgeborgen' [1665; WNT overreiken I]; nnl. deponeeren 'officieel laten registreren' [1899; WNT verslaan].
Ontleend aan Latijn dēpōnere 'neerleggen, opzij leggen', gevormd uit het voorvoegsel dē- 'weg (van), naar beneden' (zie de-) en het werkwoord pōnere 'leggen, zetten' (zie positie).
1769.   deportatie
categorie:
leenwoord
Zie: deporteren
1770.   deporteren ww. 'naar een ballingsoord of strafkolonie brengen'
categorie:
leenwoord
Mnl. deporteren 'verbannen' [15e eeuw; Stall], vnnl. deporteren 'wegvoeren' [1577; Werve], deporteerden (pret.) 'afzetten, uit het ambt ontsloegen' [1600; WNT uitgeven I], deporteren 'wegvoeren in ballingschap' [1805; Meijer].
Ontleend aan Frans déporter 'naar een ballingsoord brengen', in die betekenis sedert midden 13e eeuw, maar pas veel gebruikt vanaf 1791, als deportatie als straf in heel Frankrijk wordt ingevoerd (Rey) < Latijn dēportāre 'transporteren, vervoeren, naar beneden dragen', later ook 'wegvoeren, verbannen', gevormd uit het voorvoegsel dē- 'weg (van), naar beneden' (zie de-) en het werkwoord portāre 'dragen, overbrengen', zie port.
deportatie zn. 'het overbrengen naar een strafkolonie'. Vnnl. deportatie 'verbanning' [1561; Damhouder], deportatie "afzetting, verdraaghing, wegbanning" [1669; Meijer], deportatie, deportement "afzetting, uitbanning, wegvoering in ballingschap" [1805; Meijer], 'overbrenging naar strafkolonie' [1875; WNT verwijzen I]. Ontleend aan Frans déportation 'verbanning' [1508-17; Rey], later 'verbanning als straf', Laatlatijn deportatio 'verbanning' < klassiek Latijn dēportātio 'vervoer, transport', afleiding van het werkwoord dēportāre 'vervoeren', later 'verbannen'. In de Tweede Wereldoorlog werd het woord gebruikt voor het wegvoeren naar concentratiekampen.

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven