Favorieten

1 lemma in uw favorieten




Met de knop 'Alles wissen' wist u al uw favorieten.


Met het prullenbakje kunt u één specifiek lemma uit de lijst verwijderen.
legger zn. 'dat wat ligt of waarop iets wordt gelegd'
categorie:
geleed woord
Mnl. leggher 'iets wat als basis dient', bijv. 'de onderste, vaste molensteen' in an die zelve molen ... den leggher te rechten 'in die molen de legger te herstellen' [1343-46; MNW], een ruwe zwert copertory, dair ons legger in gebonden is 'een ruwe zwarte omslag, waar ons register in gebonden is' [1484; MNW]; vnnl. legger 'kadaster, register' in de leggere van al den lande, toebehoorende de kercke van N. 'register van heel het land dat toebehoort aan de kerk van N.' [1532; MNW], 'inhoudsmaat' in 60: leggers waeter [1631; WNT], 'liggende balk waarop een constructie rust' [1697; WNT]; nnl. 'ijkmodel, ijkmaat' in of de Manufacturen ... zyn ... conform de Leggers 'of de weefsels overeenkomen met de voorbeeld-stalen' [1706; WNT], legger 'geschift dat als basis dient' [1844; WNT].
Afleiding van leggen of liggen. In het (westelijke) Middelnederlands werd tussen deze werkwoorden in de tegenwoordige tijd en de onbepaalde wijs geen onderscheid gemaakt; uitsluitend legghen bestond, en vandaar leggher. De vooral in het Nieuwnederlands voorkomende vorm ligger is in de meeste betekenissen niet algemeen geworden.
Het gemeenschappelijke betekeniselement is 'voorwerp dat als basis dient, dat op een vaste plaats is gelegd'. Daarnaast kwam legger ook voor met de gewone functie van het achtervoegsel -er (zie -aar), namelijk als aanduiding van een handelende persoon of een voorwerp waarmee gehandeld wordt. In die betekenis is het woord echter verouderd of zeer vaktalig, bijv. legger 'iemand die haringen in een ton pakt' [1511; WNT].
Fries: lĂȘger, legger