1.   regelen ww. 'in orde maken, verzorgen'
categorie:
geleed woord
Mnl. regelen, regulen alleen wederkerig in de betekenis 'zich gedragen volgens, schikken naar (regels)' in dese kueren van den coren ... om een yegelic coopman hem dair na te regulen 'deze voorschriften over het graan ... opdat iedere koopman zich daarnaar zal richten' [1471; MNW]; vnnl. regelen 'schikken, inrichten, ordenen' in zijn leven beter te regelen [1628; WNT]; nnl. regelen 'organiseren' in hoe zy ... een pragtig festyn regelen moeten [1765; WNT], 'in banen leiden' in 't verkeer regelen [1929; WNT], 'een oplossing vinden voor' in altijd wel op de een of andere manier te regelen [1936; WNT].
Afleiding van regel, aanvankelijk ook van de variant mnl. regul. Mogelijk is er invloed geweest van Frans régler 'regelen, leiden, sturen' [1269-78; TLF], afleiding van règle 'regel' [ca. 1200; TLF], dat evenals Nederlands regel is ontleend aan Latijn rēgula.
regelneef zn. (NN) 'bediller, bemoeial'. Nnl. een vreselijke regelneef [1980; De Coster 1999], het zijn regelneven die hebben bedacht dat artiesten ... BTW moeten gaan betalen [1982; Reinsma 1984], Ruud Lubbers ... wat hij nog meer is behalve een goede en geslepen regelneef [1994; De Coster 1999]. Bedacht door Kees van Kooten en Wim de Bie en gebruikt in 1977 in een sketch rond neven, in hun VPRO-programmaserie Het Simplisties Verbond; gevormd uit regelen en neef 'mannelijk familielid'.
Fries: regelje


  naar boven