|
1.  |
scooter zn. 'tweewielig motorvoertuig' Nnl. scooter 'kleine motorfiets van autopedmodel' in De Ideale Motor voor Heeren en Dames ... eerste ENGELSCHE SCOOTER met veerend zadel [1920; Groene Amsterdammer], die op de straat zo verwenschte ... scooters [1923; Groene Amsterdammer]. Ontleend aan Amerikaans-Engels scooter 'kleine motorfiets volgens autopedmodel' [1917; OED], eerder al 'ijszeiljacht' [1903; OED], afgeleid van het werkwoord scoot, ouder scout 'zich snel en plotseling voortbewegen' [1758; OED]. Verdere herkomst onbekend, mogelijk van Scandinavische oorsprong en dan verwant met Oudnoors skjóta 'schieten', zie schieten. In het Brits-Engels betekent scooter meestal 'autoped, step' [1919; OED]. De gemotoriseerde versie heet in het Brits-Engels meestal motor scooter. Fries: scooter
|
naar boven
|